g. Bij fytofage kevers en andere insecten schijnt het verteringsproces verzorgd te worden door gisten.
De relatie tussen insecten en schimmels blijft meestal voor het oog verborgen. De wijfjes van bepaalde insecten, waarvan de larven in hout leven, leggen hun eieren bij de sporen van bepaalde schimmels. Deze schimmels verspreiden zich snel uit in de gangen die door de larven worden uitgegraven.
Daar de larven niet in staat zijn cellulose te verteren, leven ze van de zwamvlokken van deze schimmels.
Deze insect-schimmel-relatie is bekend bij volgende soorten :
1. de Hylecoetus dermostoides. 2. sommige schorskevers (Scolitidae). 3. de grote houtwespen, vb. de Sirex juvencus 4. sommige mieren hebben eveneens een nauwe relatie met schimmels die ze in hun nest kweken.
SYSTEMATIEK.
Behoort tot de Lymexylonidae familie. Hiervan zijn slechts 3 Midden-Europese soorten uit 2 geslachten bekend.
VORM.
Het is een lange, slanke kever die een opvallend geslachtsdiformisme vertoont. Het wijfje is namelijk bruingelig terwijl het mannetje verschillende kleurvormen bezit. Daarbij heeft het mannetje lange waaiervormige tasters.
LEVENSWIJZE.
Deze soort leeft voornamelijk in loof- en naaldwouden op kleine en middelgrote hoogten.
De larven knagen gangen in geveld hout van beuken-, eiken- of berkenhout en voeden zich met Ambrosiazwammen, die eveneens in deze gangen aanwezig zijn. Deze zwammen zijn door het wijfje, met behulp van sporen tijdens het leggen van de eieren, meegebracht.
Na de overwintering begeven de larven zich naar het oppervlak van het hout en verpoppen er in een kamertje.
Vanaf begin april tot juni zijn de imago´s te vinden op de takken van de eerder vermelde boomsoorten. Spijtig genoeg leven ze maar enkele dagen. Deze korte levensperiode is dan ook volledig afgesteld op de voortplanting van de soort.
Het betreft hier voornamelijk kleine rolronde kevertjes.
a. XYLOTERUS DOMESTICUS. | b. XYLEBORUS DISPAR. |